Dinsdag 8 september 2020

Rond vijf uur is het even wat onrustig in het huis, kennelijk gaan er al mensen de deur uit. Ik slaap weer in en word om 7:00 uur gewekt door de wekfunctie van mijn telefoon. Ik ga uit bed, werk mijn ochtendritueel af en heb dan nog ruim tijd over om mijn gele tas van het onvolprezen merk Ortlieb op de motor te binden, voordat ik aan het ontbijt verwacht word.

Het schijnt vandaag weer warm te worden onderweg. Vandaar dat ik eerst mijn koelvest uit een koffer haal, hem kletsnat maak, hem in een plastic tas verpak en dan samen met de Ortlieb op de motor bind.

Onderweg naar mijn kamer kom ik al mijn lieftallige gastvrouw Elisa tegen. Mijn ontbijt staat al gereed op het terras, of ik nog een citroen wil voor in mijn thee. Wanneer ik op het terras kom, staat er een heerlijk zoet ontbijt klaar voor me: toastjes, koekjes, cake, verschillende soorten jam, hazelnootpasta, yoghurt met honing, walnoten en verse perzikschijfjes, sinaasappelsap en thee. Ik laat weten dat het er fantastisch uitziet en ze lijkt verlegen door het compliment.

Ik laat het me allemaal goed smaken en ga dan nog wel even mijn tanden poetsen, kan geen kwaad na al dit zoets.

Wanneer ik gereed ben om te vertrekken, roep ik haar, want volgens mij is ze een etage hoger aan het werk. Ze haast zich naar beneden, zodat ik kan afrekenen. Ik betaal per creditcard, maar geef haar een paar euro’s voor het mooie plekje voor mijn motor en de goede zorgen. Weer lijkt ze verlegen, dit keer door de fooi. Zouden andere gasten dat niet geven dan?

Ze loopt met me mee naar buiten om het hek open te maken, wenst me een goede reis en daarna maak ik me gereed om te vertrekken. Dat duurt even, maar ze zou het hek weer sluiten, wanneer ik weg ben.

Het is nog geen kwart voor negen, wanneer ik weer rijd. Mooi op tijd, want ik moet vandaag nog wel een stukje rijden. Ik rijd voorlopig vooral naar het noorden, na een tijdje zie ik de bergen al opdoemen.

In Castelgomberto kruis ik de route van de heenweg twee weken geleden. Het duurt echter wel ruim een uur voordat ik echt tussen de bergen rijd. De route door het dal naar de bergen is druk, ik schiet niet echt op. Wanneer ik afsla naar Val d’Astico, de bergen in, wordt het minder druk en het asfalt beter.

Om kwart over tien zet ik de BMW stil na het dorpje Casotto, tijd voor een pauze en ik moet ook nog wat kwijt. Het is prachtig weer, maar niet te warm, dus het koelvest blijft nog ingepakt. Een half uurtje later is de halve liter cola op en ga ik weer verder.

Ik vervolg deze mooie weg en arriveer dan om ongeveer half twaalf in Trento. Het is wel weer even wennen aan de drukte van de stad.

Om twaalf uur, nog voor Solorno, moet ik toch echt even een urinaire stop inlassen. Die halve liter wil er weer uit. Wanneer het nodige gedaan is, rijd ik weer verder.

In Bolzano stop ik bij De Spar supermarkt en doe daar mijn lunchinkoop. Ik rijd eerst de stad uit en vind om half twee voor het dorp Campodazzo een prima plek aan de rivier de Isarco om te lunchen. Na een half uur is alles op en prop ik de verpakkingen in de zijkoffer. Nu is het zaak om met de liters benzine die ik nog heb Oostenrijk te halen, want dat scheelt weer de nodige centjes. Ik weet dat ik het makkelijk kan halen, maar het rijd toch niet fijn met een knipperende melding op je dashboard dat “Fuel !” lijkt te schreeuwen.

Om kwart over drie stop ik bij het tweede tankstation in Oostenrijk (is namelijk goedkoper en minder druk dan de eerste) en vul de tank van de BMW weer tot de nok toe vol met de relatief goedkope Oostenrijkse benzine.

Het is nu zaak om de B182 te volgen tot Innsbruck, ware het niet dat die afgesloten blijkt te zijn bij Schönberg in Stubaital. Ik word daar “gedwongen” om de Mautpfichtige A13 te kiezen als alternatief. De andere mogelijkheid is terugrijden tot Mühlbachl en daar aan de oostelijke oever van de Sill naar het noorden tuffen. Dat is wel een heel stukje terug… Dan maar € 3,00 betalen voor het stukje Autobahn tot Innsbruck.

Dat valt nog niet mee op de motor: drie euro’s uit mijn zak halen bij het loket, terwijl de weg afloopt en ik mijn handschoenen aan heb. Jammer, maar dan moeten ze maar even op me wachten.

Door het gebruik van de snelweg rijd ik al gauw Innsbruck binnen. Dan dwars door de stad naar Thaur dat hoog tegen de berg gebouwd is. Om half vijf zet ik mijn motor op de parkeerplaats van Gästehaus Sonneheim. Ik blijk dan een kleine 6 uren gereden te hebben met ongeveer 2 uren pauze. Totaal vandaag afgelegd: 317 km.

Ik word begroet door mijn gastheer, die me voor de motor een alternatieve plek aanbiedt onder de carport. Maar nu eerst inchecken. Mijn gastvrouw is een ietwat vreemde vrouw, zegt weinig, komt onzeker over, maar ik krijg wel een kop koffie van haar als ik het inschrijfformulier invul. Daarna wil ik eigenlijk naar mijn kamer, maar ze vraagt of ik nog iets wil drinken. Ik vraag of ze een alcoholvrij biertje heeft, die heeft ze en ze loopt weg. Ik pak mijn spullen en loop haar achterna. Ondertussen kom ik mijn gastheer tegen die zegt dat kamer 3 al gereed is voor me, of zijn vrouw dat nog niet heeft verteld. Nee dus, maar die gaat me nu voor met een glas, flesopener en halve liter bier.

De eenpersoonskamer ziet er goed uit, niets te klagen. Zij zet het bier op tafel en gaat weer naar beneden. Ik maak de fles open en ondertussen ontdoe ik me van mijn motorkleding. Eerst maar eens lekker douchen. Ik kleed me aan, drink mijn bier op en ga dan naar beneden om de motor te verplaatsen naar de carport. Wanneer hij helemaal naar mijn zin staat, giet ik een halve liter motorolie in de vulopening. Nog niet heel noodzakelijk, maar ik wacht liever niet totdat hij er zelf om gaat vragen.

Ik loop terug naar mijn kamer en zie dat mijn gastheer mijn lunchafval opruimt. Ik had het tijdelijk naast de motor neergelegd en was het vergeten. Ik bied mijn verontschuldiging aan, maar hij vindt het geen punt.

Ik loop naar binnen en vraag aan de gastvrouw of zij de WLAN-code voor me heeft en een eetgelegenheid weet, waar ik straks terecht kan. De wifi-code krijg ik op papier. Qua eetgelegenheid zegt ze “Purner” en gaat weer aan het werk. Buiten kom ik de gastheer tegen en hem vraag ik waar ik “Purner” kan vinden. Hij wijst me de weg en ik ga al dalende lopend op pad met als hulp de digitale kaart van de OsmAnd-app.

Ik vind Gasthof Purner en ook een miniMigros supermarkt. Daar haal ik “Merci”-chocolade voor morgen voor de politie in Reuter. Purner heeft een groot terras waar ik een tafeltje mag uitkiezen. Ik bestel een glas bier en even later de “Grill-spies van het huis”. Het bier wordt sofort geleverd en terwijl ik mijn bier drink en wacht op het eten, lees ik in mijn KIJK. Veel tijd op te lezen heb ik echter niet, want in-no-time staat er een bord eten voor mijn neus. Ik laat het niet koud worden. Het varkensvlees aan de spies is super mals en heerlijk gekruid en gegrild. En eindelijk weer patatjes! Kortom het smaakt me weer erg goed.

Wanneer het bier op is, reken ik af en zoek de terugweg naar Gästehaus Sonnenheim. De heenweg was niet moeilijk en de terugweg is ook niet moeilijk te vinden. Wat wel tegenvalt: met een volle maag een steile klim doen! Misschien was het ook handiger geweest om nog even van het toilet gebruik te maken bij Purner…

Ik kijk nog even of ik een gastvrouw, dan wel een gastheer kan vinden, wanneer ik bij het gasthuis aankom, want ik weet nog niet hoe laat ik kan frühstücken. Ik zie niemand, klop nog een keer op de deur van hun privévertrek, maar niemand verschijnt. Dan zie ik het morgen wel, ik neem aan dat er om acht uur wel een mogelijkheid is voor het ontbijt.

Op mijn kamer lees ik weer het Zumo navigatiesysteem uit en schrijf verder aan mijn verhaal.