Donderdag 5 september

De wekkerfunctie van de telefoon doet om 7:30 uur zijn werk. We
stappen direct uit bed en om even na acht uur zitten we al aan het
ontbijt. Daarna de rugzak inpakken: gps, filmcamera, twee liter water
in de waterzak (Platypus met zuigslang), teenslippers, droog t-shirt
en een doosje noten. Paulette rijdt met me mee naar Ipsos, ik wil
daar de auto parkeren, want ik wil vandaag de Pantokrator vanaf
zeeniveau beklimmen en Paulette loopt dan terug naar Gouvia.

Om 9:20 uur nemen we bij de geparkeerde auto afscheid. Paulette loopt naar het zuiden en
ik naar het noorden. Het eerste stuk loop ik langs de weg richting
Kassiopi tot de afslag naar Spartilas. Die afslag neem ik en loop dan
langs de asfaltweg al zigzaggend door de vele haarspeldbochten (23)
omhoog. Meestal kun je als wandelaar de route inkorten door de
haarspeldbochten af te snijden, maar dat lukt tot het dorp Spartilas
maar drie keer. Het weer is prima, de temperatuur is nog niet zo
hoog, maar het is nog vroeg. Ik doe er ruim vijf kwartier over om in
het dorp te komen en dan is het zoeken naar de “achteruitgang”
van het dorp om bij de wandelroute te komen. Ik probeer een trapje
tussen twee huizen, waar volgens de wandelgps het begin van de
“uitgang” zou moeten zijn, maar die route loopt dood. Als ik weer
beneden ben, zie ik een poort met daarachter een steegje met een
plavuizenvloer. Ik loop dat steegje in en volgens de wandelgps blijkt
dit de juiste route te zijn. Het loopt leuk omhoog en gaat even later
over in een betonnen weg die mij boven het dorp brengt.

Dan wordt het pas
echt leuk, want ik ga zo’n beetje recht omhoog de berg op via een
smal rotsachtig paadje. Dit gaat door tot een hoogte van ca. 640
meter, want dan eindigt het smalle pad op een onverharde weg die me
een stukje verder naar het noorden brengt. Maar al snel loopt de
route weer over een smal pad en haal ik een stel jonge mensen in. Ik
stop even om een praatje te maken: het zijn Fransen, vriend en
vriendin. Hij spreekt een beetje Duits en ik hoor dat zijn vriendin
het stuk vanaf Spartilas er moeilijk mee gehad heeft. Ik voorspel dat
het ergste voorbij is, het zal alleen nog steil worden aan het einde
van de route. Zij zijn in Spartilas begonnen, maar om haar niet te
ontmoedigen, zeg ik niet waar ik begonnen ben. We zeggen elkaar gedag
en zien elkaar straks boven op de top.

Ik loop verder en op
een gegeven moment kom ik op een soort vlakte, waar het op en neer
gaat en het stikt er van de vliegen, die vreselijk irritant zijn.
Nadat ik eindelijk al dalend en weer klimmend de 3 km lange vlakte
overgestoken ben, denk ik dat ik er bijna ben, want de top is al in
zicht. Maar dan daalt de route weer van 755 naar 730 m., dat lijkt
niet veel maar wel als je met pijn en moeite net de 755 m. gehaald
hebt. Uit het dalletje klim ik dan weer naar de weg, waar divers
gemotoriseerd verkeer op en af rijdt. Verreweg de meeste mensen
willen wel maar de top, maar doen dat niet te voet (afgezien van de
laatste 50 meter omdat ze de auto niet boven kunnen parkeren). Om
half één ben ik dan eindelijk, moe maar voldaan, boven op de top
van Corfu’s hoogste berg. Ik film het uitzicht, maak een paar foto’s
en neem dan plaats in de schaduw op het terras van het restaurantje.
Het eerste wat ik daar doe is mijn sandalen van mijn voeten halen. Ik
haal dan ook maar meteen wat dorens uit mijn voeten, dat lijkt me
voor de terugweg wel zo prettig.

Ik bestel een Cola
Light en een patatje, dat zal er wel ingaan denk ik. De cola is
lekker koud en de patatten perfect gebakken in een vers oliebad.
Terwijl ik zit te eten, zie ik de Fransen boven komen. Hij ziet en
groet mij, maar loopt door naar het klooster met een tiental meter
achter zich zijn vriendin, die mij totaal niet ziet zitten, ondanks
dat ik “Bonjour” roep. Helemaal afgepeigerd denk ik.

Nadat ik denk dat ik
er weer tegen kan, bekijk ik de route terug. Eigenlijk had ik
dezelfde route terug willen nemen als de heenweg, maar ik zie het
niet zitten om die drie kilometer vlakte, die niet vlak is, met al
die vliegen nogmaals te moeten doorsteken. De alternatieve route is
hiervandaan over de weg richting Petalia en dan op een gegeven moment
de onverharde weg haaks daarop nemen om dan met een bocht weer aan
het einde (vanaf deze kant gerekend) van de vlakte op de heenroute
terecht te komen. Het zal ongetwijfeld iets om zijn, maar ik heb geen
zin meer in drie kilometer op en neer met honderd vliegen op mijn
lijf.

Om kwart over één
zet ik koers naar Petalia. Ik ben nog maar net op weg of een jong
stel vraagt in het Engels of ik hier bekend ben. Ik antwoord dat ik
wel een goede digitale kaart beschikbaar heb en vraag of ze misschien
“Dutch” zijn. Dat blijkt inderdaad, dus kunnen we in het
Nederlands verder gaan. Ze hebben een pad gevonden, maar weten niet
zeker of ze dan in Petalia komen. Ik raadpleeg de kaart van OsmAnd,
maar het pad gaat hen zeker niet in Petalia brengen. Na overleg lopen
ze dezelfde weg als ik, alleen raak ik ze al snel kwijt want mijn
tempo ligt iets hoger.

Ik vind zonder
problemen de onverharde weg haaks op deze weg, beide lijken noch te
dalen noch te stijgen, maar ronden wel een subtop waarachter de
originele route loopt. Het is toch verder dan ik dacht, maar omdat de
weg vrijwel vlak verloopt, loopt het wel prettig.

Ten slotte vind ik
de route van de heenweg en dan gaat het steil via het smalle
rotsachtige paadje naar beneden. Bijna twee uren (vanaf de top) later
bereik ik de eerste huizen van Spartilas. Het smalle pad achter me
latend begin ik weer aan de vele haarspeldbochten in de weg die ik
gebruik om geheel beneden te komen. Terwijl ik naar beneden loop eet
ik mijn doosje noten leeg en schrik me nog een keer een
hartverzakking. Een Duitse Herder merkt mij namelijk ineens op,
wanneer ik op 30 cm van het hek, waarachter hij zich bevindt, loop.

Wanneer ik nog
ongeveer honderd meter moet dalen, zijn mijn noten en mijn water op
en doen mijn voeten zeer. Ik trap mijn sandalen uit en ga verder op
mijn teenslippers, niet ideaal maar wel prettig voor mijn voeten, die
nu minder schuring te verduren krijgen.

Ongeveer precies
(!?!) zeven uren nadat ik bij de auto ben vertrokken, keer ik daar
weer terug. De teenslippers gaan uit en ik rijd met blote voeten op
de pedalen terug naar het hotel. Waarschijnlijk doordat Paulette mij
met een app (Fameelee) kan volgen (want ik ben door de vermoeidheid
haar vergeten te melden dat ik al bij de auto ben) staat ze daar al
klaar om me te begroeten.

Ik parkeer de auto
en strompel haar dan tegemoet. Alles onder mijn knieën doet zo’n
beetje zeer, maar ik heb het gehaald.

Op onze kamer spoel
ik in de douche het vuil van mijn benen en voeten. Paulette heeft een
alcoholvrij biertje voor me koud gezet en daarna verwend ze me met
een rijpe nectarine. Beneden bij het zwembad douche ik de rest van
het vuil grofweg van mijn lichaam en plons in het zwembad. Heerlijk
om na zo’n tocht even af te koelen en te ontspannen in het zwembad.
Paulette en ik maken ons nog even druk met een bal die over een net
gegooid schijnt te moeten worden en daarna nemen we tot een uur of
zes plaats op een ligbed in de late middagzon.

Een warme douche met
een schrobbeurt door een pas gekochte natuurspons doet wonderen, maar
daarna ga ik toch nog maar even een powernap van twintig minuten
doen, voordat we op weg gaan voor ons diner in het dorp .

Dit keer belanden we
bij de Chinees, waar we te veel eten ondanks het gezelschap van drie
wespen die ook wel trek hebben in onze menukeuze.

Wanneer de wijn op
is, rekenen we af en vertrekken we naar ons hotel. In onze kamer
drinken we nog een bakje koffie terwijl we op ons bed zitten.
Paulette met een boek, ik met de laptop op schoot.

Volgens de wandelgps
heb ik vandaag 26,8 km afgelegd en 1055 hoogtemeters bedwongen.
Paulette blijkt vanmorgen toch nog even ca. 9 km gelopen te hebben op
haar route terug naar het hotel